Postmoderne groenten
Cultuurartefacten zijn zowel subject als object van menselijke interesse. Ze representeren identiteit. Terwijl ze voor iets staan en weergeven –een waarde, een bepaalde omgang of gebruik–, lijken ze eveneens zelfstandig te ageren in het domein van menselijke betekenis. Grote mythologieën sijpelen binnen in de cultuur van het alledaagse en installeren er gebruik. Anderzijds kunnen gewoontes en gebruik danig gewicht in het alledaagse leggen, dat hun belang tot een mythologische gemeenplaats wordt. Vandaag onderzoeken wij dergelijke gemeenplaats en bezoeken een wel erg bijzonder museum in Hochsauerland, Duitsland. “Mensen zeggen dat ik van mijn huis een museum heb gemaakt, maar dat is niet waar” drukt Markus Möhrherr ons bij ontvangst stevig de hand. “Mij was het van meet af aan duidelijk dat ik een museum ging bouwen. En wat voor één!”
Alvorens meteen het museum te betreden, volgen we Möhrherr eerst naar zijn atelier waar hij deze ochtend nog druk in de weer is, duidelijk nog in roes aan kunstzinnige schepping. Möhrherr ontvangt ons in zijn werkkledij. Uit zijn schildersmantel steekt een prei.
“Als het op verse soep aankomt” steekt de kunstenaar van wal, “houd ik het graag internationaal.” Möhrherr punt zijn baard. “Ik kijk graag over de grenzen van mijn eigen traditie. Tegenwoordig ben ik vooral geïnteresseerd in Zuid-Oosterse varianten. Deze heel andere vorm van persoonsexpressie, deze meer figuratieve, duidelijk omlijnde, niet-Westerse vorm van verse soep – dit in onze musea kunnen halen acht ik mijn grote verdienste.”
Dit hadden wij niet verwacht. Möhrherr voert ons dan maar door verschillende ruimtes van zijn museum. In iedere ruimte staan kommetjes soep, dampende kookpotten, bizarre soep-installaties of half aangegeten soepborden. Het lijkt wel een laboratorium aan soep. Een draaikolk van geuren –ajuinsoep, courgettesoep, minestrone, champignonezooi– vermengt zich in de ruimtes en in het bewustzijn van de bezoeker.
“Ik bekijk verse soep als een embleem” zegt Möhrherr met de oogleden gesloten.
“Soep als een embleem?”
“Van het alledaagse.”
“Toegegeven” merkt na een korte reflectie onze kritische, journalistieke blik op, deels in de poging het gesprek naar iets exactere omschrijvingen te brengen, “een museum over verse soep, is dat logisch bekeken geen contradictie?”
“Hoe bedoelt u?” vraagt Möhrherr bedenkelijk. Beide handen op zijn heup.
“Een museum, uitstelraam of verzamelplaats –welk begrip u ook verkiest– van het dagelijkse leven, enfin verse soep, is dat in wezen niet onmogelijk? Is het dagelijkse leven zelf dit al niet? Kortom, indien het toch mogelijk zou zijn, is het dan geen overbodige weergave? Een kopie?”
“Bravo! Nu gaat u niet alleen naar de essentie van verse soep, maar ook het kunstwerk –ieder kunstwerk– überhaupt! En dat niet toevallig in dit museum. U ziet, mijn tentoonstelling mist het effect niet. Want laat het net deze dubbelzinnigheid zijn die men bij een kop verse soep misschien niet proeft. Toch zodra men eenmaal mijn museum van de verse soep bezocht, verzeker ik u dat er geen bezoeker is voor wie verse soep ooit nog hetzelfde zal zijn. En er is meer!”
“Er is meer?”
“Dagelijks nieuwe kunst! Dagelijks nieuwe creaties…” mompelt Möhrherr. “Mijn museum van de verse soep is werkelijk een ongelooflijke plaats. Uniek in de wereld.”
“Dat zal wel. Excuseer daarom dat we het nog eens herhalen, maar is het geen kopie van het echte leven?”
“Wanneer de bezoeker dit vaststelt, is die reeds halverwege in de paradox en het raadsel van verse soep doorgedrongen! Deze tegenstelling is namelijk niet eigen aan het museum van de verse soep, maar aan verse soep zelf!”
De paradox van de verse soep. Daarover hadden wij nog nooit zo nagedacht. De soepen dampen hier als een haard. Komkommersoep, bakso-soep, soep met gekookte vis, erwtensoep, wortelsoep, worstensoep, noodle- of sojascheutensoep. Overal damp en hitte, geur en vocht. Daarin moeten we de kunstenaar gelijk geven: een welriekend kunstwerk (en vooral museum!) - dat kenden wij nog niet. Met een langzaam grommende maag trekken we verder door de exhibitie.
Möhrherr spreekt open met ons over de geheimen van zijn kunst. Ajuin, prei, selder – zoals de hoofdkleuren voor de schilderkunst zijn deze de basisbestanddelen van Möhrherr’s kunst. Möhrherr spreekt van een levenswerk. Zelf heeft hij al meer dan honderdduizend keer verse soep gegeten. Honderdduizend keer? Horen we deze eigenzinnige liefhebber van subtiele kunst niet iets te veel pronken?
“Natuurlijk geen hele porties” nuanceert Möhrherr. “Eén lepel, even proeven volstaat al. Daarbij gaat het steeds om het unieke van het scheppen en de creatie. Als kunstenaar ben ik vooral in de eenmaligheid en onherhaalbaarheid van het moment geïnteresseerd. Daarom duren mijn tentoonstellingen ook maar één dag. Dàt is het leven, de duur, de tijd. Het heden.”
Het weerklinkt als een amen. Het heden. Daarmee is het toverwoord gezegd. Inderdaad, de tentoonstelling mist haar effect in het heden niet. Als geïnteresseerd toeschouwer geraakt men na een dik uurtje rondlopen in deze geurende ruimtes tussen borrelende kookpotten en geurende soepborden best wel geïnteresseerd in dat exemplarische heden!
“Wat u daarnet zei”, knoopt Möhrherr opnieuw bij het gesprek aan terwijl hij in een grote kookpot met oranje soep roert, “het museum van de verse soep voert ons naar de spanningsboog binnenin de hedendaagse kunst. Het moment, exemplarisch weergegeven. Ja, genau genau, wéérgave, aldus gevangengehouden, maar onmogelijk te bezitten, onze omgang met het leven zelf…”
Het is duidelijk: het worden van verse soep is niet eenvoudig te ontwaren. Zeker niet wanneer Möhrherr, adept en connaisseur van deze alchemie der groenten, zijn zinnen niet afmaakt. Deze eigenzinnige kunstenaar spreekt zowaar over het Zijn! Maar let op, niet het zijn van een kom verse soep, maar van soep tout court.
“Plato en de zijnen!” vervolgt hij. “Hun filosofie zou niets zijn zonder de omnipresentie van verse soep in de menselijke geschiedenis. Parmenides! Niets anders dan verse soep. Soep: het is onmiskenbaar de ontbrekende schakel in de Griekse wijsbegeerte. Geen één classicus die daar ooit aan heeft gedacht. Want raadt eens wat het Water van Thales van Milete en het Vuur van Heraclitus verbindt? Jawel! Soep! Soep is alles” besluit Möhrherr. Vervolgens horen we hem mompelen: “Alles is een soep...”
Möhrherr voert ons naar het pronkstuk van de collectie, de David van Michelangelo van het versesoepmuseum zeg maar, een reusachtige, industriële soepmachine die volledig autonoom groenten snijdt, een bouillon trekt en het geheel met zout en peper fijnzinnig op smaak brengt. Intussen spreekt Möhrherr over de gewelddadigheid van prei, maar dat hebben we niet helemaal begrepen.
“Ik slaap tussen mijn soep” bekent Möhrherr. “Een eigen kamer, wie heeft dat nodig? Soms wil ik getuige zijn van het moment wanneer de soep zuur wordt. Hoe het pendel overslaat. Soep als cultuurproduct is uitermate postmodernistisch. En daarbij is het millennia oud! Deze spanning, die paradox, komt tot uiting in onze tentoonstellingen.”
Möhrherr spreekt vaak over ons, terwijl wij toch maar één man bezig zien. “Alles is mijn werk verzekert hij.” “Met ‘ons’”, vervolgt Möhrherr met een Duits glimlachen, “doel ik op de ruimere ervaring: mijzelf en de groenten. Ik en de kunst. Ik en de soep. Iedere kunstenaar kent dit. De ervaring van iets groters, uiteindelijk het wezen van verse soep, zulke ervaringen kunnen alleen maar in 'een wij' uitlopen.”
“Tot de universalia van de soep behoort haar uniciteit” gaat Möhrherr verder, duidelijk een soepkenner. “Soep is een nominalistisch iets. Verse soep bestaat alleen maar in haar verwerkelijking. Echter gebeurt het zelden dat iemand zijn soep slurpt vervolgens in cultuurhistorische, laat staan filosofische contemplatie of metafysische twijfel vervalt. Veeleer is het zo dat de gewoonte, wordt ze herhaalt, zich nog meer onttrekt aan de sfeer van het begrijpelijke en het verstaan.”
“Herr Möhrherr, welk verstaan?”
“Ha, het verstaan van verse soep natuurlijk. Het is net in mijn tentoonstelling waarin ik de begrippelijkheid van verse soep centraal wil stellen.
“Excuseer, de begrippelijkheid van verse soep?”
“Jazeker, en toch is zij concreet daar! Soepie Soepie!”
Voor het eerst legt Möhrherr de kunstzinnige ernst van zijn metier naast zich neer en tovert een liefelijke, kinderlijke expressie op zijn gezicht. Hij kijkt zijn soep zo aandoenlijk aan als keek hij naar een knuffelbeer.
“Soep is meer dan de platte metafoor van de nabijheid van kunst in ieders leven. Ik vind het een belediging wanneer de bezoekers dit van mijn museum denken. Het is net de verborgenheid en het zichzelf onttrekkende karakter van de soep die centraal staan. En toch is verse soep concreet daar!”
Het valt ons moeilijk in soep iets anders als soep te zien. Laat staan in soep iets verborgen te vooronderstellen. Möhrherr voert ons daarom naar een installatie in zijn museum, waar verse soep uit glazen bokalen dampt. Möhrherr houdt ze vervolgens in het licht.
“Preisoep. Voor de bezoekers, om hen een zetje te geven. Los van het feit dat ik het uiterst interessant vindt dat wij onze soep telkens van bovenaf zien, zeg maar vanuit soepperspectief, of nu in potten of borden, maakt niet uit, ach ik droom van zeeën van soep! Wist u dat ik enkele jaren terug een zwembad van verse soep ontwierp en zo mijn droom kon verwerkelijken, eens in verse soep te zwemmen. Dat was een kunstwerk...”
“Herr Möhrherr, waar voert dit naartoe?”
“Juist, los van wat dat soepperspectief over ons zegt –over ons!–, niet over de soep, dat wij onze soep steeds van bovenaf zien, bied ik de toeschouwers graag een andere kijk op soep. Verse soep langs beneden kunnen bekijken, langs op zij, vanuit een schuine hoek. Ja dat is wat... Het opent een mens zijn ogen en het begrip.”
“Toch zie ik nog steeds soep en niets verborgen.”
“Uiteraard! Het is om de bezoekers een duwtje te geven. Meer niet. Manieren van kijken en begrijpen moeten geleerd worden, net zoals een nieuwe taal.”
“Zoals een taal?”
“De taal van de soep. Weet u, men moet soep toelaten. Je moet de soep toelaten... Uiteraard blijft het wezen van verse soep verborgen. Zelfs van onderaan bekeken! Dat is het net! Toch bij dit inzicht aangekomen, hier, vanuit bodemperspecitef, suggereert zich aan de bezoeker een nieuwe dimensie. Misschien onttrekken de soep en haar wezen zich wel van ons? Misschien sluiten ze zich in zichzelf op om niet gekend te worden? En toch zien wij de soep! Wat een geheim, wat een wezen...” Het hermetische karakter van verse soep. Zo hadden wij het nog niet bekeken! Gewapend met dit nieuwe inzicht voerde Möhrherr, de soepkluizenaar uit Duitsland, ons nog verder door de afdeling met kunstwerken van Midden-Oostelijke, Russische of Latijns-Amerikaanse oorsprong. Bij onze terugkeer in België daagde ons nog steeds het mysterieuze wezen van de verse soep en konden wij niet aan het appel van de soep weerstaan, waardoor wij in ons enthousiasme volmondig een Brusselse brasserie binnenstapten om sito presto een kop verse soep te bestellen! Met een knipoog vertelden wij de serveuse nog over de paradox van postmoderne groenten, het Vuur van Heraclitus en soep haar pre-socratische oorsprong. Ja, de begrippelijkheid van de soep! En haar verborgenheid! Soep moet je toelaten. En dat ondanks het geserveerde soepperspectief wij er wel andere dingen in zagen! En terwijl we de vluchtige essentie uit het opgediende soepbord zagen dampen als verscheen aan ons het amen, antwoordde aan de andere kant van deze dampende essentie een afwerend glimlachen en nog betekenisvollere stilte.
Uit: Zduma. Fictief tijdschrift voor literatuur. November 2019.
Comments